1 | Roep luidkeels 1)
houd je niet in verhef je stem als een ramshoorn meld aan mijn volk zijn 2) overtreding aan Jakobs Huis zijn zonden! |
2 | Mij raadplegen ze dag aan dag
en ze willen graag mijn wegen kennen als waren ze een natie die gerechtigheid doet die het recht van haar god niet verlaat. Ze vragen van mij rechtvaardige richtlijnen. Ze willen graag godsnabijheid. 3) |
3 | 'Waarom vasten wij
en ziet gij het niet kastijden wij onszelf 4) en wilt ge er niet van weten!' |
4 | Wel, op de dag dat jullie vasten
weet je te vinden 5) wat je graag doet: 6) al wie voor je ploeteren moet 7) beul je af! Wel, het leidt tot getwist en gevecht, dat jullie vasten Om erop te slaan met misdadige vuist! Vast dezer dagen maar niet om je stem in den hoge te laten horen! |
5 | Moet zo het vasten zijn dat ik verkies
de dag, waarop een mens zichzelf kastijdt? Waarop men zijn hoofd laat hangen als een strohalm en in zak en as zich neerlegt? Noem 8) je dat een vasten een dag van welbehagen van JHWH? |
6 | Is dít niet het vasten zoals ik verkies:
het losmaken van misdadige boeien het ontbinden van de banden van het juk: mishandelden in vrijheid laten heengaan? Ieder juk moeten jullie kapot breken! |
7 | [Het goede vasten:]
Is dat niet: dat je voor de hongerige je brood breekt; dat je ellendige rondzwervenden in je huis binnen laat; dat je als je een naakte ziet, hem [in kleding] hult en je je niet onttrekt aan je eigen vlees [en bloed]. |
8 | Dan zal je licht doorbreken als de dageraad
je wond zal zich spoedig dichten. Je gerechtigheid gaat voor je uit de heerlijkheid van JHWH vormt je achterhoede. |
9 | Dan zal, als je roept, JHWH je antwoorden
als je het uitjammert, zegt hij: Hier ben ik! Als je uit je midden wegdoet het juk-opleggen, het wijzen met de vinger, het heilloze gepraat |
10 | als je de hongerende toereikt wat voor jouzelf begeerlijk is
en de ellendige in zijn begeren verzadigt dan zal je licht in het donker gaan stralen en je duisternis [opklaren] als de [helle] middag. |
1 | vertaling van Karel Deurloo |
2 | Gen. obj., (vgl. Ps. 73,28 ) en subj.; zo ook volgende regel. |
3 | Dubbelzinnig: naderen tot God en nabijheid van God. |
4 | Lett. 'buigen van de ziel'(vgl. Lex. s.v. '-n-h II.). |
5 | Vasten - vinden, allitteratie: tsom - matsa. Idem: gevecht - vasten: matsah - tsom. |
6 | 'Wat je graag hebt' - de uitdrukking betekent in Pred. 3,1 etc. 'handel drijven'; dat zal hier niet de bedoeling zijn getuige het vervolg. |
7 | 'Die voor je ploetert' hapax leg., maar vgl. '-ts-b in bijv. Gen. 3,17 en 5,28. Eventueel dwangarbeid ter schuldvereffening, zie HAL s.v. |
8 | Of: Roep je daartoe een vasten uit… |